Thema 1: Voeding en vertering

Korte samenvatting:

Dit thema gaat over voeding en de daarbij behorende vertering. Allereerst wordt er gekeken naar de in de voedingsmiddelen aanwezige voedingsstoffen. Het nut en de functies van deze ingredienten worden hierbij nader behandeld. In dit thema bekijken we tevens het verteringsstelsel. Elk orgaan en onderdeel van dit stelsel komt daarbij aan bod.

Belangrijke onderdelen:

1. voedingsmiddelen bestaan uit voedingsstoffen (ingredienten):

voedingsstoffen kunnen vier verschillende functies hebben: 1. bouwstof (groei, herstel en ontwikkeling), 2. brandstof (beweging, op peil houden lichaamstemperatuur), 3. reservestoffen (opslag in lichaam), 4. beschermende stoffen (voorkoming van ziektes).

2. voedingsvezels

dit zijn onverteerbare plantaardige voedselresten (bevorderen darmperistaltiek)

3. er zijn zes groepen voedingsstoffen:

1. eiwitten (bouwstof en brandstof), 2. koolhydraten (brandstof, bouwstof, reservestof), 3. vetten (brandstof, bouwstof, reservestof), 4. water (alleen bouwstof), 5. mineralen (beschermende stof, bouwstof), 6. vitamines (beschermende stof, bouwstof)

4. in het boek staat een voedingswijzer

de vier verschillende groepen moet je kunnen benoemen en hierbij voorbeelden kunnen geven

5. energie

energie wordt uitgedrukt in joules. De energiebehoefte per persoon, per dag, hangt af van verschillende factoren: 1. geslacht, 2. leeftijd, 3. lichaamsgrootte, 4. lichamelijke inspanning.

6. verteringsstelsel:

je moet de verschillende onderdelen van het verteringsstelsel kennen. Daarbij moet je de functies van ieder orgaan of onderdeel kunnen benoemen.

 

7. wat is vertering en wat zijn enzymen?

vertering is: het omzetten van voedingsstoffen (die niet meteen kunnen worden opgenomen in de bloedbaan) in verteringsproducten die wel kunnen worden opgenomen in het bloed. Enzymen zijn omzetters of afbrekers: ze zorgen ervoor dat de vertering snel verloopt.

8. verteringssappen:

verteringssappen worden gemaakt door de verteringsklieren: 1. speekselklier (maakt speeksel), 2. maag (maakt maagsappen), 3. lever (maakt gal), 4. alvleesklier (maakt alvleessap), 5. dunne darm (maakt darmsap).

9. welk verteringssap verteert welke voedingsstof?

1. speeksel verteert zetmeel, 2. maagsap verteert eiwitten, 3. gal emulgeert vetten, 4. alvleessap verteert vetten, koolhydraten en eiwitten, 5. darmsap verteert eiwitten en koolhydraten.

10. tanden en kiezen

de onderdelen van tanden en kiezen moet je kennen. Daarnaast moet je de functies van deze onderdelen kunnen benoemen.

11. functies van verteringsorganen:

speeksel bestaat uit ->water, enzym en slijm (functie het deels verteren van zetmeel + het glijbaar maken van het eten)

maag->functies: 1. het doden van bacterien (maagzuur), 2. opslagplaats voor voedsel, 3. het deels verteren van eiwitten (enzym)

twaalfvingerige darm-> het gal en alvleessap komt hier bij het voedsel terecht.

dunne darm->het verteren van koolhydraten en eiwitten, onttrekken van vocht uit het voedsel (darm is circa 7 m lang)

dikke darm->het onttrekken van vocht uit het onverteerde voedsel.

blinde darm->heeft eigenlijk geen functie bij de mens (bij blinde darm ontsteking is het wormvormig aanhangsel ontsoken en niet de blinde darm)

endeldarm-> opslagplaats onverteerde voedsel.

anus->afsluiting van het darmkanaal (=kringspier en in normale toestand samengetrokken)

Test jezelf:

Als je denkt dat je het thema beheerst, kun je jezelf testen: diagnostische toets (zie boek), of op internet (klik hier)