Thema 2: Verbranding en ademhaling
Korte samenvatting:
Dit thema gaat over de verbranding en ademhaling in je lichaam. Allereerst wordt er gekeken naar de verbranding bij een automotor en verbranding bij een kaars. Er wordt vervolgens toegewerkt naar de verbranding in ons lichaam. Er wordt behandeld welke gassen zich in lucht bevinden en met welke gassen ons lichaam iets doet. Later in het hoofdstuk gaat het over het ademhalingsstelsel. Er wordt uitvoerig beschreven langs welke organen en onderdelen het binnenstromende lucht gaat. Vervolgens wordt ieder orgaan(tje) behandeld. Het thema eindigt bij een paragraaf over "roken". Er wordt gekeken naar de onderdelen die zich in tabak bevinden en de redenen van mensen om te gaan roken.
Belangrijke onderdelen:
1. verbranding
bij verbranding van een kaars zijn de volgende stoffen nodig om de kaars te laten branden: kaarsvet en zuurstof. De stoffen die vrijkomen na verbranding zijn: water, afval (koolstofdioxide) en energie (licht en warmte). Bij verbranding van een automotor zijn de volgende stoffen nodig: benzine en zuurstof. De stoffen die vrijkomen na verbranding zijn: water, afval (koolstofdioxide, roet) en energie (beweging en warmte) De verbranding bij deze twee voorbeelden kunnen worden samengevat in een formule:
brandstof + zuurstof ----> water + afval (koolstofdioxide) + energie
Bovenstaande formule geldt ook voor de verbranding in ons lichaam. Als brandstof gebruiken we hierbij o.a. glucose. De verbranding in ons lichaam vindt plaats in alle cellen. Cellen die geen verbranding hebben, zijn dood. Bij sterke lichamelijke inspanning is er meer brandstof nodig en is er tevens meer zuurstof nodig (je hart gaat sneller kloppen en je ademhaling versnelt). Er grotere verbranding ontstaan er natuurlijk ook meer verbrandingsproducten, zoals koolstofdioxide en water. Het lichaam voert koolstofdioxide af richting de longen om uitgeademd te worden en voert water af in de vorm van zweet.
2. ademhalingsstelsel
hierboven is het ademhalingsstelsel te zien. De route van binnenstromende lucht is als volgt: via de neusholte of mondholte -> keelholte -> strottenhoofd -> luchtpijp -> bronchie --> luchtpijptakje -> longblaasje. De luchtpijptakjes en longblaasjes bevinden zich in de long.
Neusholte en mondholte
De neusholte is van binnen bekleed met neusslijmvlies. Dit slijmvlies maakt de langsstromende lucht vochtiger en warmer. Het neusslijmvlies dat zich achterin de neusholte bevindt, bevat slijmproducerende cellen en trilhaarcellen. Aan het slijm blijven fijne stofdeeltjes en ziekteverwekkers kleven. De trilharen verplaatsen dit slijm naar de keelholte, waar het kan worden ingeslikt.
De neusharen houden grove stofdeeltjes tegen. Het is beter om door de neus te ademen dan door de mond omdat:
1. er zijn neusharen aanwezig die grove stofdeeltjes tegenhouden
2. er is een reukzintuig aanwezig (dit keurt de binnenstromende lucht);
3. het neusslijmvlies verwarmt de lucht en maakt het vochtiger.
Keelholte en strottenhoofd
De binnenstromende lucht gaat via de mondholte of neusholte richting de keelholte. Daarna komt het langs het strottenhoofd. Hier bevinden zich de stembanden. De langsstromende lucht kan deze vliezen laten trillen, waardoor er een geluid ontstaat.
Hieronder zie je een afbeelding van een persoon die ademhaalt, slikt en zich verslikt.
Bij het ademhalen staat zowel de huig (=afsluiter van neusholte) en het strotklepje (=afsluiter van luchtpijp) open. Op deze manier kan de ingeademde lucht richting de longen stromen. Tijdens het slikken sluit de huig de neusholte af en sluit het strotklepje de luchtpijp af. Hierdoor kan er geen voedsel in respectievelijk de neusholte en de luchtpijp terechtkomen. Als iemand zich verslikt komt er voedsel in de neusholte en/of de luchtpijp terecht. Je gaat dan hoesten om het voedsel te verwijderen.
Luchtpijp en bronchien
Lucht stroomt vanuit het strottenhoofd de luchtpijp in. De luchtpijp vertakt zich in twee bronchien. De lucht stroomt via deze bronchien naar de luchtpijptakjes en de longblaasjes. De binnenwand van de luchtwegen is bekleed met slijmproducerende cellen en trilhaarcellen. Stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven kleven aan dit slijm. Het slijm wordt vervolgens opgehoest.
De wand van de luchtpijp en de bronchien bevatten kraakbeenringen, dat ervoor zorgt dat deze niet dichtklappen.
De longblaasjes
Via de luchtpijptakjes komt de binnenstromende lucht terecht in de longblaasjes. In deze longblaasjes wordt de zuurstof (die in lucht aanwezig is) afgegeven aan het bloed. Koolstofdioxide (=CO2) wordt door het bloed afgegeven aan de longblaasjes. Het koolstofdioxide wordt daarna uitgeademd. Het zuurstof wordt meegevoerd door het bloed naar alle cellen in je lichaam. Zoals je al eerder hebt gezien is dit namelijk nodig voor verbranding.
3. roken
In tabak bevinden zich o.a. de stoffen teer, nicotine en koolstofmonooxide. Het teer vormt een laagje in je longblaasjes, waardoor zuurstof minder goed kan worden opgenomen in het bloed. Daarnaast is teer een kankerverwekkende stof. Nicotine is tevens kankerverwekkend en het zorgt voor een verslavend effect. Door koolstofmonooxide kan het bloed minder goed zuurstof vervoeren.
Test jezelf:
Als je denkt dat je de stof beheerst kun je jezelf testen d.m.v. de diagnostische toets (zie boek) of op internet (klik hier).