Thema 3: De bloedsomloop

Korte samenvatting:

Dit thema gaat over het belangrijkste transportorgaan in ons lichaam, nl. de bloedsomloop. Allereerst wordt er gekeken naar de verschillende bestanddelen van bloed en wat de functies van deze bestanddelen zijn. De werking van de bloedsomloop en de verschillende bloedvaten komen daarna aan bod. Als laatste wordt de "bloedpomp", oftewel het hart behandeld. Hierbij leer je hoe het hart eruit ziet en hoe het werkt.

Belangrijke onderdelen:                                                                                                  

1. bloed bestaat uit verschillende onderdelen:(zie afbeelding 1)

bloedplasma->bloed bestaat uit ongeveer 55% bloedplasma: het bestaat uit voornamelijk water + opgeloste stoffen.De functies van bloedplasma zijn: 1. het vervoeren van voedingsstoffen, koolstofdioxide en afvalstoffen, 2. bloedstolling

rode bloedcellen->zien eruit als ronde schijfjes met een deukje in het midden.  Ze hebben geen celkernen. Ze bevatten een eiwit genaamd 'hemoglobine'. Hierdoor kunnen rode bloedcellen zuurstof vervoeren.

witte bloedcellen->hebben geen vast vorm. Ze hebben wel celkernen. Ze kunnen daardoor door de kleinste openingen in de kleinste bloedvaten.  Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Zie afbeelding 2. Meestal gaan zowel de ziekteverwekkers als de witte bloedcellen dood (er ontstaat dan etter of pus)

                

bloedplaatjes->dit zijn delen van uiteengevallen cellen. Ze hebben geen celkernen. Tezamen met bloedplasma zorgt dit bestanddeel voor de bloedstolling (korstvorming)

2. functie van bloed

de functies van bloed zijn: 1. het vervoeren van afvalstoffen (koolstofdioxide), voedingsstoffen en zuurstof. 2. verder hebben de verschillende bestanddelen (zie tekst hierboven) specifieke functies.

3. de bloedsomloop

bloedsomloop is de weg die het bloed aflegt in het lichaam. De bloedsomloop bestaat uit twee verschillende omlopen: de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop. De functie van de kleine bloedsomloop: het opnemen van zuurstof in het bloed en het afgeven van koolstofdioxide aan de lucht. (in de longen). De functie van de grote bloedsomloop is: het afgeven van zuurstof en voedingsstoffen aan de orgaancellen en het opnemen van afvalstoffen, zoals koolstofdioxide. Hieronder is een afbeelding te zien van de dubbele bloedsomloop. Op de volgende site is een gedetailleerde bloedsomloop te zien (klik hier).

                                  

4. de bloedvaten

In de afbeelding rechtsboven zijn de drie verschillende bloedvaten weergegeven. Van boven naar beneden: haarvat, slagader en een ader. 1. slagader: heeft een dikke gespierde wand, ligt diep in het lichaam, hoge bloeddruk, stroomt van het hart weg richting organen. 2. haarvat: heeft een wand van een cellaag dik (uitwisseling van stoffen), bloeddruk is sterk gedaald. 3. ader: heeft een dunnere wand dan een slagader, ligt meestal minder diep in het lichaam, bloeddruk is laag, bevat kleppen zodat het bloed maar een kant op kan stromen (zie tekening hieronder).

5. het bloedvatenstelsel:

Van het bloedvatenstelsel moet je de belangrijkste bloedvaten kennen, zoals: aorta, holle ader, longslagader, longader, leverslagader, leverader, nierslagader, nierader, halsslagader, halsader, darmslagader, darmader, poortader, etc. Op de volgende site vind je leerzame informatie over het hart en bloedvaten Klik hier.

6. het hart

je moet de bouw van het hart, de werking van het hart en de bloedstroom in het hart kennen (zie hieronder). Neem eens een kijkje op de site van punt 5. (klik op het driehoekje naar rechts om te bladeren)

            

7. de nieren:

Bloed dat van de organen wegstroomt is rijk aan koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Deze stoffen worden uit het bloed gehaald door onder andere de nieren (uitscheiding). Je moet de onderdelen van een nier kennen: 1. nierschors, niermerg en nierbekken. Functie: het verwijderen van afvalstoffen, overtollig water, overtollige zouten en schadelijke stoffen uit het bloed. (tezamen heten deze verwijderde stoffen: urine). De nierschors en niermerg vormen de urine en in de nierbekkens wordt dit urine verzameld. Urineleiders: voeren de urine af van de nieren naar de urineblaas. Urineblaas: tijdelijke opslagplaats voor urine. Urinebuis: voeren de urine af uit het lichaam.

Test jezelf:

Als je denkt dat je de stof beheerst kun je jezelf testen d.m.v. de diagnostische toets (zie boek) of op internet (klik hier)